Zich

Zich is een wederkerend voornaamwoord in het Nederlands. Het wordt gebruikt bij de derde persoon enkel- en meervoud (hij/zij/men/ze) en bij de aanspreekvorm u.

Geschiedenis

In het Nederlands, Nederduits, Engels en Fries ontbrak dit voornaamwoord van oudsher. Het Nederlandse woord zich komt uit het Duits of is onder Duitse (Hoogduitse) invloed ontstaan. In het Middelnederlands komt zich dan ook vooral in de zuidoostelijke teksten voor. In het midden van de 14e eeuw verschijnt het in de Gelderse kanselarijtaal, in de noordoostelijke provincies verschijnt het ook als sick. In de 17e eeuw verdringt zich de oudere vormen hem en z'n eigen uit de standaardtaal maar niet in de volkstaal.[1]

Vergelijkbare vormen

In het Afrikaans wordt nog steeds hom gebruikt, dus hetzelfde woord als Nederlands hem (de voorwerpsvorm van hy). Het Afrikaanse woord sig wordt eerder onder Nederlandse invloed gebruikt.[1]

Zie ook

Bronnen

  1. a b A. van Loey, Schönfeld's Historische Grammatica van het Nederlands, achtste druk, Zutphen 1970; p. 143, hoofdstuk 118
WikiWoordenboek
· · Sjabloon bewerken
Nederlands
Spelling:Nederlandse spelling · Nederlandse spellingregels · dt-fout · aardrijkskundige namen · accenttekens · achternamen · afbreken · apostrof · Groene Boekje · hoofdletter · koppelteken · liggend streepje · onjuist spatiegebruik · paarde(n)bloemregel · smurfenregel · Spellingwijzer Onze Taal · trema · tussen-n · tussen-s · alternatieve spelling
Grammatica:Nederlandse grammatica · croma-zin · hete hangijzers · inversie · samentrekking
Zelfstandig naamwoord: geslacht · haar-ziekte · meervoud · samenstelling
Persoonlijk voornaamwoord: du · haar · hem · hen/hun-onderscheid · hij · hun als onderwerp · ik · jij · gij · jou · jullie · men · mij · ons · u · wij · zij
Wederkerend voornaamwoord: zich
Bijvoeglijk naamwoord: buigings-e
Werkwoord: vervoegingen · sterk en onregelmatig · onregelmatig · 't kofschip · voltooid deelwoord · rode en groene werkwoordsvolgorde
Voorzetsels
Modaal partikel
Fonologie:zachte g · Gooise r · klankinventaris · Poldernederlands · Assimilatie (taalkunde)
Variëteit:Standaardnederlands · Nederlands in Nederland · ... in België · ... in Suriname · Verschillen tussen het Nederlands in België, Nederland en Suriname · Nederlandse dialecten (Hollands · Brabants · Vlaams · Zeeuws · bdht-klinkerregel)
Geschiedenis:geschiedenis van het Nederlands · geschiedenis van de Nederlandse spelling · Oudnederlands · Middelnederlands · Vroegnieuwnederlands · Nieuwnederlands